Christus is gestorven voor onze zonden, volgens de Schriften” (1 Kor. 15, 3). Ons heil komt voort uit het initiatief van Gods liefde voor ons, want “Hij heeft ons liefgehad en Hij heeft zijn Zoon gezonden om door het offer van zijn leven onze zonden uit te wissen” (Joh. 4, 10). “God was het die in Christus de wereld met zich verzoende” (2 Kor. 5, 19). Jezus heeft zich uit vrije
wil omwille van ons heil geofferd. Van tevoren kondigt Hij deze overgave aan en realiseert Hij ze tijdens het laatste avondmaal: “Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt” (Lc. 22, 19). Hierin bestaat de verlossing van Christus: “Hij is gekomen om zijn leven te geven als
losprijs voor velen” (Mt. 20, 28), d.w.z. “de zijnen te beminnen tot het uiterste toe” (Joh. 13, 1), opdat
zij verlost zijn “uit het zinloze bestaan dat zij van hun vaderen geërfd hebben” (1 Pt. 1, 18). Door zijn liefdevolle gehoorzaamheid aan de Vader “tot de dood aan het kruis” (Fil. 2, 8) vervult Jezus de zending 1 van de lijdende
Dienaar tot verzoening, die “velen rechtvaardig maakt, doordat Hij hun zonden draag.
Catechismus van de Katholieke Kerk 619-623
